zaterdag 17 mei 2014





Het beleg van Naarden
              Op 17 november 1813 was men begonnen met het insluiten van de vesting Naarden; de enige beschikbare troepen die men daarvoor had waren 4 bataljons Nationale Garde van Amsterdam, een 5e bataljon vrijwilligers en enkel kleinere vrijwillige eenheden. In de loop van de tijd sloten zich hier meer eenheden bij aan. Het kleine observatiekorps werd ondersteund door de Landstorm, die met de dag in getalssterkte toenam tot 1.200 man eind december. Generaal Kraijenhoff werd op 24 november aangesteld tot gouverneur van Amsterdam, en als zodanig was hij belast met de verdediging van dit gebied. Met de beperkte eenheden die hij tot zijn beschikking had wist hij Muiden en Weesp te zuiveren van Franse troepen, en kon de belegering van Naarden beginnen.
                Zijn tegenstander was Generaal Baron Quetard de la Porte, die het bevel voerde over een samengesteld garnizoen van ongeveer 2.250 man. Op 17 november, dezelfde dag dat in Amsterdam een Nederlands bestuur werd ingesteld en de omwenteling in feite begon, verklaarde Gen. Quetard de la Porte in staat van beleg. De bevolking werd geprest om mee te helpen met het weerbaar maken van de vesting tegen aanvallen van buitenaf. Veel had hij niet te vrezen, want de gebrekkige troepen die Gen. Kraijenhoff tot zijn beschikking had waren niet in staat om een aanval op de vesting uit te voeren. Daarom had de belegering van de Nederlandse troepen een meer verdedigend karakter. De Fransen daarentegen deden tussen 8 december 1813 en 15 maart 1814 maar liefst 26 uitbraakpogingen. Deze uitvallen waren met name bedoeld om zoveel mogelijk proviand te veroveren en in de vesting te brengen. Ook diende het om de compagnie pontonniers de gelegenheid te geven het voorterrein te ontruimen, wat door de belegeraars ernstig bemoeilijkt werd. De zwaarste verliezen die de Fransen leden werden veroorzaakt door desertie; het overgrote deel van het garnizoen bestond uit Nederlandse soldaten van de Nat.Garde en soldaten van Texel, en Pruisen van het 4e Bataljon, 4ème Regiment Étrangers, die elke mogelijkheid aangrepen om te deserteren.
                Al snel bleek dat Gen. Quetard onder geen beding de vesting zou overgeven. Vanaf 10 januari werden alle mannen van 18-60 jaar ter beschikking gesteld van de Kolonel der Genie Daulle, de ondercommandant van de vesting, om mee te werken aan het uitijzen der grachten. Om de belegering kracht bij te zetten werd Naarden vanaf 19 januari gebombardeerd, eerst nog onregelmatig, maar vanaf 14 februari dagelijks van ’s avonds 10 uur tot ’s nachts 4 uur. De bombardementen eisten niet veel slachtoffers, maar richtten zeer veel schade aan. Het artilleriepark waarover Gen. Kraijenhoff kon beschikken groeide echter gestaag naarmate er meer geschut aangevoerd werd. Al met al nam de druk toe. Ook werden vanaf 24 februari holle granaten, beschilderd met Franse en Nederlandse teksten en gevuld met pamfletten de stad in geschoten.
 
 Schilderij: Pieter Gerardus van Os.                             De halve maan voor Naarden bij het beleg, april 1814      SK-A-1103.    Copyright © Rijksmuseum Amsterdam
 De halve maan voor Naarden bij het beleg, april 1814. De aankomst van soldaten en kanonnen van de Nationale Garde van Amsterdam op de schans (in de vorm van een lunet of halve maan) buiten Naarden. P.G. van Os was kapitein van een eenheid Landstorm uit het kanton Loosdrecht, en heeft meerdere schilderijen en prenten van de belegering gemaakt. Dat hij een voorliefde had voor de kunst boven het krijgsgeweld blijkt uit het verslag van J.G. Matthes uit Haringcarspel, die beschrijft dat van Os en zijn eenheid “geen duit presteerden”. Niettemin berichtte Kol. Van den Bosch “dat hij onafgebroken bewijzen gaf van bereidwilligheid tot alles wat slechts eenigzins den lande dienstbaar was”.
                De op het schilderij zichtbare militairen zijn gekleed in bruine en donkerblauwe overjassen; het betreft soldaten van de Nationale Garde, ter herkennen aan de sjako’s met witmetalen sjakoplaten waarvan ze de adelaars hebben afgebroken. Enkelen dragen sjako-overtrekken van zwart wasdoek. Ook zijn er officieren te zien die al een oranje sjerp dragen. Aan overjassen was eerst een tekort, zodat de soldaten de strenge winter moesten trotseren in hun rokken. Ook was er eind december aan verschillende eenheden geen soldij meer uitbetaald. Niettemin was de stemming onder de belegeraars goed.
                     





De Kazematten voor Naarden-1814        Het Beschieten van Naarden- april      Het doorijzen van der Karnemelksloot bij Naarden-jan.1814
 Doordat de Nederlandse troepen steeds beter georganiseerd werden, werd het voor de Fransen steeds lastiger om te fourageren buiten de vesting. Er begon langzaam maar zeker een gebrek te ontstaan aan levensmiddelen. In januari had het garnizoen en de bevolking in Naarden een tekort aan koffie, thee, zeep, olie, kaarsen, gort, erwten, bonen, tabak, jenever, schoeisel en linnen. Vanaf 1 februari werd er strikt gerantsoeneerd, wat onder de soldaten tot een levendige woekerhandel in jenever leidde. Tot tweemaal toe werden burgers uit de vesting gezet die niet over voldoende levensmiddelen voor 6 maanden beschikten, wat de druk deed afnemen. Om te voorkomen dat de honger hem zou dwingen de vesting over te geven besloot Gen. Quetard om de manschappen van de Nationale Garde en van de eenheid van Texel op 3 maart de vesting uit te zetten. Na een inspectie vertrokken 250 man met achterlating van hun rokken en sjako’s, de volgende dag vertrokken nog eens 120 man die eerst nog wachtdienst hadden. Maar diezelfde dag raakte de voorraad brandstoffen uitgeput, zodat bij de burgers voor veel geld turf en brandhout gekocht moest worden.
                Verschillende keren werden onderhandelingspogingen ondernomen: de eerste keer, op 6 december, werden de gezanten simpelweg afgewezen. Op 17 januari vertoonde zich een afvaardiging bij de Amsterdamsche Poort, die echter door enkele douanen onder vuur werd genomen. 2 dagen later probeerde men het nog eens, maar een uur na hun vertrek begonnen de Fransen met een beschieting vanuit de vesting. Op 10 en 26 februari werden de onderhandelaars al onder vuur genomen voordat ze de vesting goed en wel genaderd waren. Maar op 5 april, na een verschrikkelijk bombardement, liet Gen. Quetard de gezanten toe. De eerste besprekingen leidden niet tot een overeenstemming, evenals de onderhandelingen de volgende dag. Op 8 april verscheen met de Nederlandse gezanten een Frans officier, generaal Rostollant, die de boodschap bracht dat over 14 dagen er een algehele vrede zou zijn. Gen. Quetard gaf echter nog steeds niet toe.  Pogingen op 15 en 16 april en 2 en 4 mei bleven zonder resultaat. Op 5 mei echter verscheen een nieuwe parlementair, een Frans hoofdofficier der Artillerie genaamd Lude. Namens de nieuwe Franse regering bracht hij de order om de vesting te ontruimen. De Raad van Defensie werd ogenblikkelijk bijeengeroepen om de overhandigde stukken te onderzoeken. Op 7 mei werd bevestigd dat Admiraal Ver Huel de stelling Den Helder had ontruimd en zijn troepen op doortocht waren door Haarlem. De Raad van Defensie te Naarden erkende Lodewijk XVIII als Koning van Frankrijk en besloot tot capitulatie van de vesting. De Franse driekleur werd gestreken en vervangen door een witte vlag, begeleid door 21 saluutschoten. De aanwezige 2 compagnieën kustkanonniers vervingen meteen hun rood-wit-blauwe kokardes door oranje exemplaren.
                  De bevolking werd verboden de Nederlandse vlag te hijsen voordat de Nederlandse bezetting de vesting zou binnentrekken. 8 mei kwamen Gen. Kraijenhoff en zijn staf in de vesting aan om een inventarisatie te maken. De zieken, veteranen, vrouwen  en kinderen werden met 5 schepen naar Antwerpen overgebracht. Het Franse garnizoen dat op 12 mei de vesting verliet was sterk 60 officieren, 940 onderofficieren en minderen, 20 paarden, 2 houwitsers en een 12-ponder. De bezetting verliet met alle krijgseer om 7 ’s ochtends de vesting en defileerde voor de Nederlandse troepen die op de Bussumse Heide waren opgesteld. De Franse troepen trokken over Amersfoort, Kuilenburg, Heusden, Tilburg, Hoogstraten en Antwerpen naar Rijssel.
                Om 9 uur trokken de Nederlandse troepen de vesting binnen: aan het hoofd Kolonel Bosch,  gevolgd door een detachement cavalerie, een eenheid vrijwillige scherpschutters, BI2, BI3, 1Bat & 2Bat Nat.Garde Amsterdam, BI4, 3Bat & 4Bat Nat.Garde Amsterdam, BI13, 5Bat Nat.Garde Amsterdam, een eenheid artillerie en een detachement cavalerie. De troepen werden met veel gejuich binnengehaald. Ze stelden zich aan weerszijden van de straat op, waarna om 10 uur Gen. Kraijenhoff zijn intocht deed, gesalueerd met 5 saluutschoten. Uiteindelijk werd op het stadhuis, onder het gedonder van 21 saluutschoten, de Nederlandse vlag gehesen.
                Wat het bataljon van het regiment Van Phaff betreft: op 1 januari 1814 werd ze opgenomen in de nieuw opgerichte Staande Armée en kreeg zij het nummer 2 toegewezen. Haar garnizoensplaats werd Delft. In maart werden 75 man ingelijfd van een compagnie vrijwilligers uit Goes, opgericht door de burgemeester van Goes, de heer Van der Spiegel. Op 18 april werden 3 compagnieën onder leiding van Maj. Rost van Tonningen naar Naarden gestuurd, samen met het BI4 onder Lt.-kol Poolman, om zich onder bevel van Gen. Kraijenhoff te stellen. Het BI2 heeft geen prominente rol gespeeld in de belegering, maar het feit dat Nederlandse troepen zelf de vesting hebben kunnen belegeren was veel belangrijker. Het nieuwe bewind toonde de Geallieerden dat de Nederlanders zichzelf wilden en konden helpen bevrijden.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------       

         HISTORIE VAN HET GOOI, GOOIERS EN ERFGOOIERS